De titel van het boek is De Stedelijke Bibliotheek van Amsterdam tot 1632: boeken voor de burgerij. Het boek vormt het eerste deel in een reeks van drie, gewijd aan de historie van de Universiteitsbibliotheek. Het vertelt over de groei van de bibliotheek, het bestuur en beheer van de collectie van vóór en na de alteratie in 1578 waarbij de katholieke stadsregering werd afgezet, de schenkingen en de gebruikers, als ook de eerste gedrukte catalogi. De samenstelling en de aard van het boekenbezit én de vorm van de boeken komen aan de orde. Daarbij worden ook typografische en kunsthistorische aspecten besproken.
Het verhaal wordt geïllustreerd met talloze afbeeldingen van Amsterdamse gebouwen, personen en van handschriften, gedrukte boeken, kaarten en atlassen. Ongeveer 85% van de vroegste stadsbibliotheek is nog steeds aanwezig bij de Bijzondere Collecties van de huidige Universiteitsbibliotheek.
Biemans, die zowel neerlandicus als boekhistoricus is heeft in zijn carrière gewerkt bij onder meer de Universiteitsbibliotheken van Leiden en Amsterdam. Aan dit eerste deel heeft hij drie jaar gewerkt. Zijn onderzoek, vooral naar de politieke, kerkelijke en onderwijskundige context, heeft nieuwe gegevens opgeleverd, vooral over de plaats en rol van de bibliotheek in de stad. Daardoor levert het verhaal tevens een bijdrage aan de geschiedenis van stad en land en de intellectuele ontwikkelingen in de Late Middeleeuwen en de Vroegmoderne Tijd.
Het boek verschijnt bij het afscheid van Jos Biemans als bijzonder hoogleraar Boekwetenschap. Deze bijzondere leerstoel is gevestigd door het Amsterdams Universiteitsfonds.